Auteur: Arend Arends |
Versie: 30 juli 2014 |
Het Grondschattingsregister van 1646 vermeldt Bartelt Willems met zijn broeder met goederen ter waarde van ruim een vol erf. In 1654 is Jan Willems eigenaar van het oude huis en heeft Bartelt Willems een nieuw huisje gebouwd, waarin de oude schuur is "versmolten". Het laatste betekent warschijnlijk dat de grondschatting van de schuur naar dit huis is overgegaan.
In het Register van Nieuwe Huizen 1742/1745 worden deze huizen gekoppeld aan een huis van Ette Ebbinge en consorten met in 1745 als meier Fridsger Hindriks en een huis van Mevrouw Ketels en Willinge en Ette (Lucas) en Reinder Bavinge met als meier Jan Geers. Het huis wordt een lange woning genoemd en lijkt te bestaan uit 2 delen. Later is in deze buurt alleen het huis aan te wijzen van Ette Ebbinge cs. en is het andere huis mogelijk verdwenen, zie verder bij 138*.
In 1672 worden vermeld Jantien, wed. Hindrik Ebbinge met 2 paarden en Grete, wed. Jan Willems met 3 paarden. In de periode 1691-1695 Roelof Geers met 3 paarden en Willem Willems met 4 paarden. Daartussen in 1695 ook nog Jan Willems als keuter.
In 1737 verkopen Marten Blokbergen en vrouw Albertien Stevens hun huis en hof aan de Ette J. Ebbinge en vrouw Harmanna Tabingh voor de ene helft en Wicher Ebbinge en Albertien Ebbinge voor de andere helft.
Dat lijkt niet het ouderlijk huis te zijn van Albertien Stevens, dat waarschijnlijk nummer 75 betreft en in 1742 in het bezit is van Trijntien Stevens, hoewel in 1708 de Etstoel de verkoop goedkeurt van de vaste goederen van Trijntien Stevens aan Marten Hans Blokbergen en vrouw Albertien Stevens. Voor Trijntien Stevens treden dan voorstanders op.
Omdat dit huis in 1742 eigendom is van Ette Ebbinge en consorten, nemen we aan dat dit het huis is dat eerder toebehoorde aan Marten Blokbergen.
Trijntien Stevens draagt in 1750 haar goederen over aan Barteld en Wijtske Blokbergen, kinderen van haar zuster, om door hen te worden verzorgd, met toestemming van Marten Blokbergen en Albertien Stevens. Mogelijk was dit mede vanwege de financiële moeilijkheden waarin Marten Blokbergen en Albertien Stevens zich blijkbaar bevonden. In 1740 vond een executoriale verkoping plaats. Marten Blokbergen komt in 1742 niet voor in het Haardstedenregister van Peize, hoewel hij pas in 1752 overlijdt.
In 1742 wordt Lambert Melchers vermeld in het Haardstedenregister, ongeveer op de plaats van dit huis. In het Register van Nieuwe Huizen wordt bij dit huis van Ette Ebbinge geen bewoner vermeld, in 1745 is Fridsger Hindriks meier van Ette Ebbinge en consorten. Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont hij in 1742 met de chirurgijn De Beer in huis 64. In 1754 woont hij genoemd na de bewoner van huis 33. Fridsger Hindriks trouwt in 1718 met Hinderkien Geerts, die in 1739 overlijdt. In 1745 blijkt hij getrouwd met Grietien Jans. Zij verkopen dan een akker aan Ette J. Ebbinge en huisvrouw Harmanna Tabing en Wicher en Albertien Ebbinge, mogelijk om de huur te kunnen voldoen.
Roelof Barelts wordt vermeld in het Haardstedenregister 1754 en 1764 als timmerman, aangeslagen voor 4 paarden. In 1774 wordt hij aangeslagen voor 2 paarden, blijkbaar is hij dan niet meer actief als timmerman. In 1784 wordt Eite Roelofs vermeld met 2 paarden.
Roelof Barelts trouwt in 1721 met Jantien en woont in 1742 nog in huis 50, dat tot 1790 het eigendom blijft van zijn kinderen.
Kinderen:
- Barelt Roelfs is eveneens timmerman en trouwt in 1757 met
Jantien Luinge, dochter van de schoolmeester Wolter Luinge en Grietje
Schuiringe, zie 83. Zij wonen in het naburige huis 134. Bij het kinderloos
overlijden van Barelt Roelfs in 1790 zijn de erfgenamen Eite Roelfs, Roelf
Willems namens zijn kinderen, Hindrik Roelfs, Roelf Pieters en Taake Pieters.
- Eite Roelofs, die in 1784 wordt vermeld in
het Haardstedenregister, trouwt in 1764 met Grietje Alberts, dochter van
Albert Hindriks en Annegien Alders, zie 5 (Voorste Horst). Omstreeks 1790 verhuist hij naar huis 118,
zie aldaar.
- Stijntien Roelofs trouwt in 1767 met Roelof Willems, zie huis
148. Hun dochter Egbertien behoort in 1790 bij de erfgenamen van Barelt Roelfs.
Zij trouwt in 1792 met Hindrik Jans Schuurman.
- Hindrik Roelofs wordt in 1808 begraven, waarbij Roelof Eitens betaalt voor het
laken.
- Aaltien Roelofs trouwt in 1759 in Groningen met Pieter
Takens uit Haren. Hun zoons Pieter en Take behoren eveneens bij de erfgenamen
van Barelt Roelfs.
In 1789 verkopen Johanna Ebbinge, weduwe van predikant W. Snetlage van Zwijndrecht en J.F. Lubberts, E. Lubberts en Bouwina Lubberts, kinderen van Cornelis Lubberts en Lamberdina Ebbinge hun mandelige plaats in het noordeinde van Peize aan Dr. Gasinjet. Johanna en Lamberdina zijn dochters van Jan Ebbinge en Hermanna Tabingh, zie 24. Het huis grenst ten oosten aan de weg en aan Willem en Harm Jans (Freriks, zie 136), ten zuiden aan W. en Harm Jans en de steege, ten westen aan de weg en de schulte J. Willinge en ten noorden aan de schulte J. Willinge en Willem Wolthers (zie 139). Schulte Willinge is eigenaar van huis 137 en huis 143. Zoals blijkt in 1832 hoort bij het huis ook een stuk bouwland aan de oostzijde van de loop, tussen de huizen 136 en 139 en is het bouwland ten noorden van het huis in 1832 eigendom van Geert Jans Stroetinga, die ook huis 137 bezit.
In 1794 en 1797 woont Jan Keiser vermoedelijk in dit huis, in 1783 wordt hij vermeld voor de bewoner van huis 127. In 1797 wordt hij vermeld als arbeider, gehuwd met 2 kinderen. Onduidelijk is wie deze Jan Keiser is. Er zijn geen dopen gevonden in het doopboek van Peize. In 1783 wordt een kind van Jan Keiser begraven. In 1813 woont in huis 131 Wubbegje, weduwe van Willem Jans Keizer, die vermoedelijk identiek is met Willem Jans Brink. Zijn vader Jan Thijs Brink wordt in 1794 en 1794 als Jan Thijs vermeld op een andere plaats, zodat Jan Keiser iemand anders moet zijn.
In 1807 is mr. P. Gasinjet eigenaar van het huis, dat wordt bewoond door Nikolaas Ax, kleermaker en karspelsoldaat. In 1832 zijn G.C.F. Gasinjet cs. eigenaren.
Nicolaas Ax wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1804 als karspelsoldaat. In 1807 wordt hij vemeld als kleermaker en karspelsoldaat en zijn er 3 inwonende kinderen. Hij woont hier ook in 1813 en 1825. Eigenaar in 1807 is mr. P. Gasinjet. In 1832 zijn C.C.F. Gasinjet cs eigenaren, zie 152.
Nicolaas Ax is geboren in Steeden in Duitsland en trouwt in 1799 met Lijsbeth Berends Antonie, dochter van Berend Anthoni, de eerdere karspelsoldaat en Grietje Jans Lubben.
Zoals vermeld bij huis 138 heeft in deze buurt waarschijnlijk een huis gestaan, dat later is verdwenen. Mogelijk heeft het huis gestaan op perceel sectie E 76, dat in 1832 bij huis 137 hoort met als eigenaar Geert Jans Stroetinga.
In het Register van Nieuwe Huizen 1742/1745 worden de huizen van Jan en Bartelt Willems gekoppeld aan resp. een huis van Ette Ebbinge en consorten, zie 138 en een huis van Mevrouw Ketels en Willinge en Ette (Lucas) en Reinder Bavinge met als meier Jan Geers. Het huis wordt een lange woning genoemd en lijkt te bestaan uit 2 delen. Later is in deze buurt alleen het huis aan te wijzen van Ette Ebbinge cs. en is het andere huis mogelijk verdwenen.
In 1672 worden vermeld Jantien, wed. Hindrik Ebbinge met 2 paarden en Grete, wed. Jan Willems met 3 paarden. In de periode 1691-1695 Roelof Geers met 3 paarden en Willem Willems met 4 paarden. Daartussen in 1695 ook nog Jan Willems als keuter. Wie in welk huis heeft gewoond, is dan niet duidelijk.
Jan Geerts wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 en 1754 als keuter. Na hem wordt in 1742 vermeld Engbert Geers met 3 paarden en in 1754 Hindrik Timmer als keuter, die mogelijk ook in dit huis hebben gewoond. Daarna is het huis vermoedelijk niet meer bewoond.
Weduwe Roelof Wolters woont in 1742 in een huis dat in 1646 eigendom was van Egbert Schuiringe.
De Grondschatting/Impost op het Gemaal 1630 vermeldt Engelbert Jansen als meier van Barolt Schuiringe met 5 inwonende personen.
Bareld Schuiringe is in 1595 in Groningen getrouwd met Roelofje Alting, dochter van Johan Alting en Roelofje Luinge van het bekende schultengeslacht uit Eelde. In 1617 hertrouwt hij met Lutgertien Roelofs. In 1631 wordt hij luitenant genoemd. In 1640 geeft de Etstoel goedkeuring aan het accoord tussen Lutgertien Roelofs als voogdes over haar dochter Roelofje Schuiringe en anderzijds licentiaat Rudolphus Schuiringe, Egbert Schuiringe mede namens de dochter van hun zuster, Roelofje Gebhardus (dochter van Johannes Gebhardus en Margreetijn Schuiringe)vanwege de afkoop van de vaderlijke goederen gelegen in Groningen, Peize, Eelde en Helmerdijk (bij Paterswolde). Zowel Rudolphus Schuiringe als Egbert Schuiringe wonen in Groningen.
Volgens de Grondschatting 1646 is Engbert Jansen meier van Egbert Schuiringe en consorten. Bij het huis hoort 3/4 waardeel. In 1654 is Jan Engelberts zijn opvolger, die zijn zoon zal zijn. In het Haardstedenregister van 1672 wordt Jan Engbers vermeld met 3 paarden. In de periode 1691-1695 wordt Wolter Reinders vermeld met 2 paarden.
Wolter Reinders is een zoon Reinder Wolters, broer van de schulte Allert Wolters, zie 141. Hij trouwt omstreeks 1685 met Margaretha Snetlage, dochter van de predikant van Peize, Johannes Snetlage en vermoedelijk diens tweede echtgenote Trijntje Ebbinge. Zij overlijden respectievelijk in 1707 en 1712.
Kinderen:
- Trijntien Wolters trouwt in 1723 met Jan Jansen, zie 140. Zij
wordt enkele malen genoemd wanneer de diaconie bij Wolter Reinders brood koopt
voor de armen.
- Reinder Wolters trouwt in 1710 met Annegien Lunsche, zie
123.
- Jannes Wolters woont in Groningen. Hij trouwt in 1715 in Groningen met
Medina Papinck, in 1722 met Geesjen Busch en in 1733 met Geertjen Roelofs, die
ook uit Peize komt en die wordt vertegenwoordigd door haar zwager Jan Tonnis.
Jannes Wolters overlijdt in 1765 in Groningen.
- Roelof Wolters zie
hieronder.
Roelof Wolters trouwt in 1720 met Marchien Willems. Marchien Willems wordt vermeld als weduwe Roelef Wolters in het Haardstedenregister van 1742-1774. In 1775 verkopen zij en haar kinderen het huis aan zoon en broer Willem Wolters. Het huis is gelegen in het noordeinde van Peize. Deze kinderen/verkopers zijn Wolter Wolters, Barelt Wolters, Willem Wolters, Harm Wolters, Jan Buirema wegens zijn vrouw Grietje, Popke Martinus wegens zijn vrouw Hillegje, Jan Luinge wegens zijn vrouw Annigje Wolters en Margaretha Wolters, weduwe van Hindrik Ebbinge.
Kinderen van Roelof Wolters en Marchien Willems:
- Margaretha Wolters trouwt
in 1748 met Hindrik Berniers, zie 124 en in 1753 met
Hindrik Ebbinge, zie 129.
- Willem Wolters trouwt in 1774 met Jantien Mensing, dochter van Hindrik Mensing en Elina
van Hagen, zie 106. Zij overlijdt in 1776 na de aankoop van het huis, maar voor
de overdracht in 1777. Willem Wolters wordt in 1784 vermeld als hoofdbewoner.
Hij overlijdt in 1792. Zijn erfenis wordt begroot op 2800 gld.
- Wolter Wolters trouwt
in 1750 met Geugien Martinus, ook
Kransen genoemd, dochter van Martinus Engberts en Grietje Popken, zie bij 20.
Hun kinderen wonen later op verschillende plaatsen, o.a. in Rolde, Haren en in
Holland.
- Hillechien Wolters trouwt in 1759
in Assen met Popke Martinus, broer van Geugien Martinus en later evenals eerder zijn
vader en grootvader molenaar in Peize, zie 90.
- Annegien Wolters trouwt in 1754 in
Peize met Jan Luinge, zoon van Roelof Luinge en Aaltien Peling (afkondiging in
Roderwolde), zie bij 104.
- Barelt Wolters trouwt in 1781 in Groningen met Sara
Hindriks en woont in Groningen als voerman, waar hij in 1812 overlijdt. Hun
dochter Marchien Wolters trouwt in 1806 met de commies Paulus Ellens en woont
eveneens in Groningen.
- Harm Wolters trouwt in 1786 met Tjoukien
Harms, dochter van Harm Klasen en Roelfien Baving, zie 142 en overlijdt in 1814
zonder kinderen na te laten.
- Grietje Wolters trouwt in 1762 met Jan
Buirema en woont eerst in huis 8 aan het begin van de Brusselseweg
("Louwenhek"), na het overlijden van haar echtgenoot in een huis bij
de kerk als rentenierse, zie 82. Zij overlijdt in 1808 ook zonder kinderen na te
laten.
Het Haardstedenregister van 1794 vermeldt Willem Luinge met 1 paard, in 1797 wordt hij vermeld met zijn vader Jan Luinge, 70 jaar, oud-boer en inmiddels weduwnaar van Annegien Wolters, zie hierboven en daarvoor wonend in huis 104. Willem Luinge is dan 33 jaar, boer, gehuwd met 3 kinderen.
Willem Luinge trouwt in 1793 met Fennegien Hindriks Huiberts, zie 67. In 1802 hertrouwt Willem Luinge met Grietje Jans Wilkens, dochter van Jan Pieters en Oegien Luinge, zie 154. Willem Luinge wordt ook in 1804 en 1807 vermeld bij dit huis, inmiddels met 4 kinderen. In 1813 woont hij op de boerderij van zijn schoonouders en zwager op nummer 154.
Het huis is in 1807 eigendom van verschillende kinderen of kleinkinderen van Roelof Wolters en Marchien Willems.
In 1813 woont Engbert Jans Stroetinga in het huis. Hij is een zoon van Jan Jannes Stroetinga en Wemeltien Engberts, zie 60 en 17 en trouwt in 1807 met zijn nicht Jeichien Martens, dochter van Marten Harms Bijmholt en Janna Engberts, zie 144.
In 1832 wordt weduwe Jan Hindriks Bakker (Margien Ebbinge, dochter van Hindrik Ebbinge en Margaretha Wolters) vermeld als eigenares.
Op de kadasterkaart van 1832 staat het gebied achter het huis omschreven als de Zwarte Voorde. De bewoners van het huis worden soms voor en soms na de bewoners van huis 139 en 141 vermeld.
In het Register van Nieuwe Huizen 1745 staat vermeld Jan Jansen, meier van mevrouw Ketel en de Ette Willinge, aangekocht van Conings (De Coninck).
De Grondschatting 1654 vermeldt: "Jan Pieters nu Peter Jansen, meijer van Jonr Bartholomaeus Coninck, huijs 4x15 met een turfhuijs op paelen staende". In de periode 1691-1695 woont hier vermoedelijk Geert Jansen als timmerman.
In het Haardstedenregister van 1742 wordt Jan Jansen vermeld voor weduwe Roelof Wolters op 139 als keuter en met een handmolen om gort te malen. In 1754 wordt Jan Jansen vermeld na weduwe Roelof Wolters met 2 paarden.
In de momberinventaris over de kinderen van Lucas van Diepenbrugge in 1803 is bij de bezittingen 1/3 deel van een keuterij Zwartevoorde. In de Cohieren van Vaste goederen 1807 wordt oud-schults P(ierre) Ketel vermeld als eigenaar. Hij is een broer van de moeder van Lucas van Diepenbrugge, Gesina Anna Ketel. Er is nog een zuster, Anna Christina Ketel, zie verder bij 87.
Jan Jansen trouwt in 1723 met Trijntien Wolters, vermoedelijk de dochter van Wolter Reinders en Margaretha Snetlage, zie 139. In 1753 lenen zij 250 gld. van de mombers over Roelof Luinge (Noord), zoon van Reinder Luinge, zie 141. In 1755 treedt Jan Jans op als boekhouder van de armenkas van de Diaconie. Jan Jans overlijdt in 1762. Zijn weduwe betaalt voor het laken. Bij het overlijden van Trijntien Wolters in 1770 betaalt zoon Jan Jans voor het laken. Dit is mogelijk Jan Jans, die ook gortemaker is en later woont in huis 16. Zijn kinderen Jan en Egbertien nemen in 1813 de naam Gortmaker aan.
In 1764 wordt Pieter Willems vermeld als bewoner, in 1774 Jan Alberts.
Vanaf 1784 is Geert Jacobs de bewoner, in 1797 als dekker, 60 jaar, gehuwd met 4 kinderen. Hij wordt eerst voor en later na de bewoner van huis 139 vermeld. In 1807 is het huis waar hij woont eigendom van oud-schults (van Eelde) P. Ketel.
Geert Jacobs is een zoon van Jacob Willems en Margien Stevens, zie 13. Hij trouwt in 1772 met Jantien Koops, dochter van Koop Jans en Zwaantien Jans, zie 108. In 1783 hertrouwt hij met Jantje Thijs, dochter van Thijs Stevens (Brink) en Jantien Willems en geboren in Steenbergen bij Roden.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
- Marchien Geerts Dekker trouwt in 1802 met
Engbert Willems Arkies, zie 120. Bij het overlijden van de echtgenote van Engbert Willems
Arkies in 1855 worden echter de doopgegevens van Marchien Geerts Timmer
gebruikt, dochter van Geert Hindriks en Hinderkien Jans, dit is vermoedelijk
onjuist.
- Koop Geerts Dekker trouwt in 1801 met Dekien Fridsigers Tuinman,
zie 128, maar overlijdt voor 1812.
- Jacob Geerts overlijdt in 1801 op
21-jarige leeftijd.
Uit het tweede huwelijk:
- Tijs Geerts Dekker trouwt in 1808 met
Hillechien Jans.
In 1813 woont Jan Lamberts in het huis, dat in 1832 eigendom is van Reinder Luinge.